Vergroeningscenario’s resulteren in krimp van Nederlandse veestapel

19-12-2021 JOURE – Bij toekomstige vergroeningscenario’s handhaaft de Nederlandse landbouw zich maar neemt de veestapel wel af. Dat is het resultaat van een verkenningsstudie ‘De toekomst van de land- en tuinbouw in Nederland, binnen de Europese en mondiale context’. Zij maakten die studie in opdracht van het ministerie van LNV. Hierin belichten zij verschillende scenario’s voor de periode tot 2050 voor de toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse landbouw- en voedingssector. Ook kijken de onderzoekers daarbij naar de handelingsperspectieven voor de overheid.

De variatie in scenario’s zit in de mate van vergroening en of die vergroening eenzijdig in de Europese Unie of ook wereldwijd plaatsvindt. Een andere variatie is de mate waarin er sprake is van verdere liberalisering of juist een beperking van vrije markttoegang binnen de internationale handel in combinatie met die vergroening.

In de vergroeningsscenario’s vermindert beprijzing van de uitstoot van broeikasgassen de druk op het milieu. Ook verandering naar een plantaardiger dieet, vermindering van voedselverspilling en meer grond voor natuur werkt gunstig voor het milieu. Die beprijzing van broeikasgassen wordt geïmplementeerd via een CO2-equivalententaks die een benadering is van allerlei kosten die gemaakt moeten worden om emissies te verlagen.

De vergroening van het beleid raakt vooral de omvang van de veehouderij. De plantaardige sector handhaaft zich ongeveer op hetzelfde peil of groeit licht, afhankelijk van het scenario. De voedselverwerkende industrie neemt in relatieve betekenis toe en zal in verschillende scenario’s floreren. Als de vergroening alleen gebeurt in de Europese Unie kunnen compenserende handelstarieven de negatieve invloed van CO2-equivalenten -prijzen op de landbouw- en voedingssector beperken. Tijdig inzetten op verduurzaming kan op termijn een concurrentievoordeel opleveren, door hogere kosten in de toekomst te vermijden als externe effecten mogelijk meer worden belast door CO2 -beprijzing of andere milieumaatregelen.

In alle gevallen hebben de scenariovarianten geen noemenswaardige invloed op de zelfvoorzieningsgraad van voedsel in Nederland en de Europese Unie. In het algemeen geldt dat wanneer de Europese Unie eenzijdig vergroent en de Europese markten beschermt, de reductie in emissies het laagste is en de landbouw in Nederland zich het beste handhaaft. Dit terwijl de daling van het bruto binnenlands product beperkt blijft.

Het scenario waarin de hele wereld vergroent en de grenzen open zijn, leidt tot de hoogste reductie in emissies. Maar in dit scenario zal de landbouwproductie, de beloning van productiefactoren en toegevoegde waarde van deze sector in Nederland het meeste dalen. Opvallend is een gunstig effect op het bruto binnenlands product voor Nederland aangezien efficiëntieverbeteringen door met name vrijhandel en reductie van voedselverliezen belangrijker zijn dan de negatieve invloed van milieumaatregelen zoals het beprijzen van CO2.

Voor het halen van de wereldwijde klimaatdoelen is uiteindelijk wel wereldwijde vergroening noodzakelijk, want bij eenzijdige vergroening is het effect op emissies zeer beperkt. Nederland kan dan wel beter de grenzen openhouden omdat dat ook tot een toename van het bruto binnenlands product kan leiden. Maar dit scenario is dan wel minder gunstig voor de Nederlandse landbouw en voedingssector.