Ziekteverzuim zorg en welzijn blijft op hoogste niveau sinds 2003

14-09-2021 LEMMER – In het tweede kwartaal van 2021 was het ziekteverzuim onder werknemers in zorg en welzijn 6,5 procent. Dit is het hoogste verzuimcijfer voor deze sector in een tweede kwartaal vanaf 2003. Net als in voorgaande kwartalen was het verzuim in de zorg hoog ten opzichte van andere bedrijfstakken. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS voor het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn.

Het verzuim onder werknemers in zorg en welzijn ligt aanmerkelijk hoger dan in andere bedrijfstakken. Het gemiddelde verzuim van werknemers in alle bedrijfstakken lag in het tweede kwartaal op 4,7 procent. Dat betekent dat van elke duizend te werken dagen 47 zijn verzuimd wegens ziekte.

Binnen de bedrijfstak zorg en welzijn lopen de percentages uiteen van 4,5 (overige zorg en welzijn) tot 7,9 (verpleging, verzorging en thuiszorg). Het werknemersverzuim is doorgaans het hoogst in deze laatste branche, maar voor het eerst sinds 2014 was het verzuim in de verpleging, verzorging en thuiszorg in het tweede kwartaal niet hoger dan een jaar eerder.

Van alle branches van zorg en welzijn is het verschil met vorig jaar het grootst in de kinderopvang en huisartsen en gezondheidscentra. Ook voor de coronacrisis was er al een opgaande lijn in het ziekteverzuim in de zorg.

Meeste verzuim nog steeds in verpleging, verzorging en thuiszorg
In de verpleging, verzorging en thuiszorg (7,9 procent), gehandicaptenzorg (7,2 procent) en kinderopvang (6,9 procent) lag het ziekteverzuim in het tweede kwartaal van 2021 hoger dan gemiddeld voor de hele zorg- en welzijnssector. Het verzuim onder huisartsen en gezondheidscentra lag in het tweede kwartaal met 5,3 procent onder het gemiddelde, maar in deze relatief kleine branche neemt het ziekteverzuim al drie jaar op rij sterk toe.

Lichte toename ziekteverzuim zorg en welzijn
Tussen het tweede kwartaal van 2021 en het tweede kwartaal van 2020 ging het ziekteverzuim van 6,1 procent naar 6,5 procent in zorg en welzijn (+0,4 procentpunt). Een zelfde stijging deed zich voor in de geestelijke gezondheidszorg (van 5,7 naar 6,1 procent) en in de gehandicaptenzorg (van 6,8 naar 7,2 procent).

Voor drie branches was het verschil groter dan gemiddeld voor zorg en welzijn. Het grootste verschil is zichtbaar in de kinderopvang, waar het verzuimpercentage 1,1 procentpunt hoger was dan hetzelfde kwartaal een jaar eerder: het verzuim ging van 5,8 naar 6,9 procent. Ook is er een groter verschil dan gemiddeld bij de huisartsen en gezondheidscentra: in deze branche ging het verzuim van 4,6 naar 5,3 procent (+0,7 procentpunt). Voor ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg ging het verzuim van 5,3 procent naar 5,8 procent (+0,5 procentpunt).

In de branches sociaal werk, jeugdzorg en verpleging verzorging en thuiszorg bleef het verzuim vrijwel op hetzelfde niveau als in hetzelfde kwartaal een jaar eerder.